Vraag aan de twee kinderen waarvan het Familiemuseum bekeken is, om allebei iets te noemen waar ze goed in zijn. Stimuleer ze iets te noemen wat niet op de foto’s te zien is. Bijvoorbeeld: ‘ik kan goed voetballen’ of ‘ik kan goed fietsen.’’
Indien mogelijk kunt u de leerlingen in tweetallen hun Familiemusea laten bekijken: wat is anders en wat is hetzelfde?